In de Verenigde Staten voelen daklozen zich ontmenselijkt - NRC

2022-08-13 01:23:22 By : Ms. zhang Amy

Vanwege het coronavirus werken onze medewerkers thuis.

N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.

Don Gardner Veel Amerikanen ergeren zich aan de kampementen van langdurig daklozen in hun steden. Terwijl lokale bestuurders een grote schoonmaak beloven, voelen daklozen dat ze ontmenselijkt worden.

Je ziet het aan de openbare bankjes in Washington. Op Farragut Square: met een leuning in het midden. Op Franklin Park: met een brede spleet in het midden. Op Dupont Circle: helemaal geen bankjes, alleen losse stoelen. Op McPherson Square: lange zitbanken. Alle zwervers liggen op de bankjes van McPherson Square. Dat is ook het enige van de vier pleinen waar geen bordjes staan met ‘verboden te kamperen’.

Dus zie je op McPherson Square, een grasveld doorstoken door vier rechte paden, allerlei bouwwerken van tentdoek, karton, boodschappentassen, winkelwagentjes en een enkele bureaustoel. Daartussen zitten, liggen of schuifelen tientallen mensen in de vroege hitte. Tentjes worden opengeritst, een paraplu wordt uitgeklapt tegen de zon. De lucht van urine, overal.

Op Franklin Park rijdt een kleuter rondjes op een fiets zonder trappers. Zijn moeder, een modewinkeltas aan elke arm, spreekt door de draadloze oortjes van haar telefoon. Dit park is een kunstig geconstrueerde mengeling van trappetjes, pleintjes en kleine stukjes groen. „Hier ging ik vaak slapen als ik gek werd van de mijten en luizen in de opvang”, zegt Don Garner. „Ik nam een laken en deken mee en ging op het gras liggen.”

Don Garner is 65 en je ziet hem zijn tien jaar in de gevangenis en veertig jaar op straat niet aan. Een sterke Afrikaans-Amerikaanse man die voor en na het eten bidt. Dit voorjaar kreeg hij een voucher voor een woningbouwproject voor daklozen en nu woont hij in een enorm complex in Maryland, niet ver van Washington.

Bij McPherson Square steekt net een vrouw met een flanellen broek en een bruine baret mompelend over. „Mensen vragen zich af waarom daklozen in zichzelf praten”, zegt Garner. „Waarom ze schelden en vloeken. Weet je waarom dat is? Omdat niemand naar ze luistert.”

Er is een daklozenparadox in de Verenigde Staten. Het totaal aantal mensen in de noodopvang loopt volgens de periodieke rapportage van het ministerie van Volkshuisvesting al enkele jaren terug. Met uitzondering van New York, waar het aantal in 2021 hoger was dan ooit, daalt hun aantal ook in grote steden die al jarenlang veel daklozen kennen, zoals San Francisco en Washington. Maar uit die staatjes blijkt ook dat het totaal aantal wel daalt, maar dat het aantal langdurig daklozen gestaag stijgt, van ruim 24.500 in 2016 naar ruim 44.300 vijf jaar later. Dat zijn vaak mensen met psychische problemen, mensen die er het slechtst uitzien.

Is het daarom dat burgers en bestuurders korter aangebonden lijken dan ooit? Ze zijn de overlast zat. Winkeliers klagen over de schimmen die de hele dag rond hun etalages hangen, metropassagiers klagen over viezerds die in de wagons bivakkeren, automobilisten klagen over ingeslagen autoruiten.

De ergernis over daklozen voert in grote steden de politieke agenda’s aan. Eric Adams maakte er vorig jaar in New York het speerpunt van zijn burgemeesterscampagne van. Sinds zijn aantreden is er een aantal sweeps geweest, veegacties in de ondergrondse, waarbij hele kampementen zijn ontmanteld. Overigens is het woord ‘sweep’ op het stadhuis van New York in de ban gedaan. Clean up, schoonmaak, is nu de code voor het verwijderen van daklozen uit de openbare ruimte.

‘Clean up’ is ook de term op bordjes die her en der in Washington staan, op Dupont Circle of bij metrostation Van Ness: de aankondiging van een schoonmaakactie op dit plein, met in viltstift de datum erbij. Op Dupont Circle staan overigens permanent enkele flinke tenten waar daklozen wonen. Die worden gedoogd.

Afgelopen jaar waren er verschillende incidenten van geweld tegen daklozen. In New York werd een zwerver in brand gestoken. In Colorado werd een man van 69 onthoofd door een jongen van 19 die later tegen de politie zou vertellen dat hij iemand wilde vermoorden die „toch niet zou worden gemist”. Dit voorjaar schoot een man enkele daklozen neer in New York en Washington. Volgens Donald Whitehead, directeur van de National Coalition for the Homeless, is dat geweld niet los te zien van het politieke discours. „Daklozen worden beschreven als vuil, als ongedierte, als mensen die er niet toe doen.”

Vorige maand mijmerde Joe Rogan, een van de populairste radiopresentatoren online, over de juridische status van de zooi die daklozen vaak bij zich hebben. „Dat mag je in Los Angeles niet aanraken”, zei z’n gast. „Maar je mag wel iemand wettig neerschieten”, zei Rogan. „Misschien moet je dan daklozen gaan neerschieten.”

„Daklozen worden ontmenselijkt in dit land”, zegt Whitehead. „Ze worden afgeschilderd als criminelen, mensen die de maatschappij schade toebrengen, mensen die geen compassie verdienen, die anderen in gevaar brengen. Terwijl zíj juist degenen zijn die het kwetsbaarst zijn. Zíj lopen de meeste kans om slachtoffer te worden van een misdrijf, zíj hebben het hoogste risico op besmettelijke ziektes, zíj leven gemiddeld veel korter.”

Je ziet aan alles dat je minder waard bent, zegt Don Garner. De man die doet alsof hij druk telefoneert om je blik te vermijden. De vrouw die haar tas wat steviger tegen zich aandrukt als ze je passeert. Niemand die je aankijkt, niemand die je groet. „Ik weet dat we vaak stinken”, zegt hij erbij.

Hij grinnikt als je hem ‘professionele dakloze’ noemt. Hij geeft inmiddels vaak les op openbare scholen, lezingen voor organisaties als die van Donald Whitehead, hij treedt op tijdens symposia van de dienst volkshuisvesting van Washington DC. Dan vertelt hij over zijn jaren op straat. De ellende die je voelt als je om vier uur ’s nachts aandrang voelt, maar nergens naar de wc kunt. Hoe ongelooflijk dankbaar je bent als die ene nachtportier je toch gauw even binnenlaat. Hij vertelt over de pijn van het slapen op een harde bank, tegen een gevel, of erger, op het wegdek. „Beton trekt alle energie uit je lichaam. Je kunt de eerste paar uur daarna alleen maar strompelen.”

Hij vertelt ook over zijn gewoonte om proletarisch te winkelen: gewoon binnenlopen, iets pakken en opeten. Of een kledingzaak ingaan, twee, drie lagen kleren over elkaar aantrekken in het pashokje en naar buiten lopen. Natuurlijk is hij vaak aangehouden. Hij heeft verschillende keren in de gevangenis gezeten. Dat was nog erger dan de ergste nacht op straat.

Hij heeft nooit gebedeld, zegt Garner. Hij ging wel bij restaurants en winkels langs of ze wat te eten hadden, soms in ruil voor een klusje. Flessen weggooien, schoonmaken.

Vaste baantjes heeft hij ook gehad, in de bediening bij een fastfood-restaurant, rondleidingen in het Witte Huis. En hij was jarenlang schoenpoetser bij het Capitol One-sportstadion in de stad. „Ik had klanten van alle teams die daar speelden, de Redskins, de Wizards, de Mystics. Maar ook zakenlui van Merill Lynch, Morgan Stanley, Wells Fargo. Ik woonde in een gewoon huurhuis.”

Corona maakte een eind aan die weelde. Het stadion ging dicht, de kantoren raakten leeg, en bij gebrek aan klanten moest Garner zijn schoenpoetszaakje sluiten. De nieuwe huiseigenaar zette hem, ondanks het landelijk moratorium op uitzettingen, zonder pardon op straat. „Ik heb een paar weken bij mijn moeder gewoond, maar dat hielden we allebei niet vol.”

Daarna kwam hij in een opvang, een oud hotel waar veel te veel mensen veel te dicht op elkaar leefden. „We kregen er elke dag een voedselpakket, een zak vol broodjes. Nooit warm eten, geen fruit. Hoeveel broodjes kan een mens eten?”

Toen de lockdowns werden opgeheven en het normale leven zijn loop hernam, stuurde de hoteleigenaar alle daklozen weer de straat op en heropende hij z’n hotel voor toeristen. „Die leveren veel meer op.”

Sinds de coronapandemie zag Garner een nieuwe soort mensen op straat en in de opvang: gezinnetjes, mensen die door de lockdown werkloos waren geworden. „Je zag meteen dat ze nog nooit in een park of een auto hadden geslapen, zo angstig als ze waren.”

Hij loopt naar het oude schoolgebouw aan de rand van Franklin Park. Dit was de opvang waar hij jaren heeft doorgebracht; er sliepen zeker tweehonderd daklozen. Nu is de hoofdbestemming van het gebouw een taalkunstmuseum, Planet Word. In de hal staat een lettersculptuur.

Don Garner ziet het voor het eerst. Hij vindt het „belachelijk, overbodig, weerzinwekkend”. Waarom er geen daklozencentrum van maken, met aparte slaapplaatsen, een ruimte voor cursussen, behandelkamers voor mensen met psychische problemen? „Dit land heeft miljarden dollars uitgegeven aan oorlogen in Afghanistan en Irak. Nu schenken we miljarden aan wapens aan Oekraïne. Ik weet dat dat belangrijk is. Maar kunnen we dan echt geen geld vinden voor mensen die het moeilijk hebben in ons eigen land?”

Woningnood, inflatie, de oorlog in Oekraïne en de nasleep van corona zorgen dat steeds meer mensen op straat belanden. In de serie Dakloos doen correspondenten verslag van een sluimerende crisis.

Heeft u een tip over dit onderwerp, ziet u een spelfout of feitelijke onjuistheid? We stellen het zeer op prijs als u ons daarover een bericht stuurt. U kunt ons ook anoniem een tip geven.